|
gebouwkunde, kantoor-
concepten & vastgoed |
|
|
gebouwkunde, kantoor-
concepten & vastgoed |
|
Van Nelle's fabrieken
Deze pagina is leesbaar in diverse Europese talen :
This page is readable in various European languages
: |
|
|
|
mede mogelijk gemaakt door facilitaire vakbeurs online
|
|
(foto leo@hooijmans-noordwijk.nl)
Van Nelle's fabrieken
Bureau Brinkman en Van der Vlugt 1925-1931
LeoHooijmansGalileoNoordwijkFacilitaireInformatieOnlineHoezo??
Index
Voorwoord van Leo Hooijmans
Het boekje geschreven door ir. Joris Molenaar
Literatuur Van Nelle's fabrieken
Chronologie Van Nelle's fabrieken te Rotterdam-Overschie
Foto's 12 tot en met 36
Verantwoording
Colofon
Extra informatie over Evert van Ojen en Jan Kamman
Waar kijken bezoekers nog meer naar!
Voorwoord van Leo Hooijmans
In januari 1996 was ik te gast bij Ton van Lint in de Van Nelle Fabrieken te Rotterdam. Ton trad op als gastheer voor de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsarchivarissen (NVBA). De 'fabrieken' waren toen nog volop in bedrijf. Maar door een overname en nieuwe productie-inzichten liep de productie in Rotterdam op zijn eind. Dit bezoek zou wel eens één van de laatste mogelijkheden kunnen zijn om de fabriek te bezoeken.
Het bezoek was dubbel interessant, want Van Nelle (toen al onderdeel van DE Douwe Egberts) had een mooi historisch archief opgebouwd. In januari 1996 was het onzeker wat er met het archief en de fabriek zou gaan gebeuren!
Het werd een gezellige dag, met een rondleiding in de gebouwen en vooral een kijkje in de historie. Chocoladevormpjes, theedoosjes, lepeltje, boekjes over Bartje Kokliko en Piggelmee, en vooral veel historische foto's en reklameplaten passeerden de revue.
Op die dag kreeg ik ook één van de indrukwekkendste mededelingen over Nederlandse bouwheren te horen. In de jaren '20 waren de gebroeders Van der Leeuw de stuwende kracht achter Van Nelle. Zij lieten een fabrieksgebouw bewust bouwen om de arbeidsomstandigheden van het personeel te verbeteren. Het was één van de eerste gebouwen (zoal niet hét eerste gebouw), waarvan de buitengevel geen draagmuur was. Centrale kolommen in het gebouw met betonnen vloeren. Aan de buitengevel glas, gevat in staal.
Meer licht en meer ruimte op de werkplek. Een bijkomstig voordeel was, dat na de verhuizingm de productiviteit met ca. 30 procent gestegen was. Als het geen toeval was, maar berekening, dan nog waren de gebroeders Van der Leeuw de Arboregels, later in dezelfde eeuw, allang voor.
Dit moet ik vastleggen, dacht ik, en vroeg aan Ton van Lint of ik informatie, tekeningen en foto's kon krijgen van de fabriek. Vooral omdat er geen zekerheid was over het voortbestaan van de fabriek.
Gelukkig zijn de gebouwen behouden gebleven. Het gebouw is op de lijst van Rijksmonumenten
geplaatst en is gerenoveerd onder de noemer 'Ontwerpfabriek'. Een 50 tot 75 kleine en middelgrote bedrijven op creatief gebied bevolken nu de 'arbo-vriendelijke' omgeving.
Van Ton kreeg ik per kerende post een boekje uit 1985 toegezonden.
Een jubileumboekje bij het 55-jarig bestaan van de gebouwen.
Joris Molenaar heeft de tekst verzorgd en uit de Van Nelle archieven zijn er een groot aantal foto's van de bouw in afgedrukt.
Een vijftien jaar was het boekje verstopt, ergens in mijn archief. Gelukkig kwam ik het onlangs tegen. Ik heb het geheel in originele staat gedigitaliseerd. Voor mezelf en voor relaties, die eventueel belangstelling hebben.
Om u als weblezer te plezieren heb ik Joris Molenaar gevraagd of ik het boekje met tekst en foto's openbaar mag maken. 'Ter lering ende vermaeck'.
Joris mailde me dat het accoord was, met vermelding van de bron.
De foto's liggen wat genuanceerder. Tijdens mijn zoektocht naar onder andere Evert van Ojen en Jan Kamman kwam ik erachter dat die inmiddels zijn overleden. De foto's, tekeningen en plaatjes heb ik zoveel mogelijk in de originele staat gefotografeerd. Ze zijn alleen aan de lay-out van deze website en -pagina aangepast.
Veel lees- en kijkplezier gewenst met onderstaand (nu digitaal) boekje.
Leo Hooijmans, Noordwijk, 3 maart 2011.
|
Bovenstaande foto is de omslag van het boekje. Het bestaat uit vier pagina's. De middelste twee zijn de buitenste pagina's. De uiterst linkse en rechtse pagina waren aan de binnenzijde van het boekje.
De foto was genomen vanaf de sportterreinzijde. Fotograaf onbekend.
|
Een 55-jarig gebouw dat nog steeds als modern wordt ervaren, sluit aan bij de hedendaagse cultuur. Het kan een voorbeeld zijn van een stijl die in de mode is of het is zijn tijd ver vooruit geweest, een voorbode van een komende tijd. Dit is het geval met de fabrieken van Van Nelle in Rotterdam-Overschie.
In 1928, tijdens de bouw, schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant:
'Ver vooruit in de vlakte is iets nieuws aan het gebeuren. Daar zijn - loodrecht uit de weiden - tot verbazing van de velen, die dagelijks uit de richting Schiedam met den trein de Maasstad naderen, vier glazen wanden gerezen. (....) De dag vertoonde de waarheid al: de moderne fabriek, waar nieuwe zakelijkheid naar nieuwe schoonheid trachtte: het nieuwe gebouw van Van Nelle.'
Nog maakt Van Nelle een moderne indruk, maar anders dan in 1928. Nu is het een van de vele gebouwen voor handel en industrie, die uit glas zijn opgetrokken. Glas heeft een volstrekt andere betekenis gekregen dan in 1925, toen het plan voor Van Nelle ontstond. De transparantie, het maximaal toelaten van daglicht in het gebouw, het opheffen van de scheiding tussen binnen- en buitenruimte, dat alles was toen nieuw, een overwinning
op de materie.
Glas wordt nu als scheiding gebruikt, grote spiegelende glasvlakken met een perfect gladde afwerking maken gebouwen massief en ongenaakbaar.
In de moderne architectuur nemen de Van Nelle-fabrieken een belangrijke plaats in. Voor- en tegenstanders van nieuwe stromingen hebben steeds de uitzonderlijke kwaliteit van het complex geroemd.
De Van Nelle-fabrieken zijn méér dan de realisering van een architectuurideologie. Het ging om een experiment waarin idealistische opvattingen van verschillende mensen gestalte hebben gekregen.
De gebouwen drukken dit slechts fragmentarisch uit. Zij zijn het resultaat
van een poging een industriële samenleving op een zo ideëel en esthetisch mogelijke wijze te organiseren. Sociale factoren speelden een belangrijke rol: het streven naar een open organisatie, gezonde arbeidsomstandigheden, goede ontspannings- en sportvoorzieningen, naast de economische factoren: een vlot transport, een efficiënte inrichting, flexibiliteit.
Een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden leidde tot dit experiment, Het begon, in alle eenvoud, in 1782, toen Johannes van Nelle en diens echtgenote Henrica Brand, zich in Rotterdam vestigden. Henrica, de latere 'weduwe' dreef een winkeltje in koffie, thee, tabak en snuif. In de loop van ruim een halve eeuw ontwikkelde de Erven de weduwe J. van Nelle zich tot een firma in redelijk goede doen. In 1837 kwam een fusie tot stand met de onderneming J.J. en H. van der Leeuw. Onder het bestuur van de familie Van der Leeuw groeide Van Nelle gestadig. Aan het einde van de negentiende eeuw richtte de toenmalige groothandel in koffie, thee en tabak zich meer en meer op het fabrieksmatig verwerken en verpakken van artikelen.
De fabriek stond toen midden in de stad, geleid door drie gebroeders Van der Leeuw: Hendrik Johannes, Jacobus Johannes en Marius Adrianus Gabriël.
Hun karakters liepen sterk uiteen: van utopisch-idealistisch bij Hendrik tot zakelijk en zuinig bij Jacobus. De voortvarende opvattingen van Hendrik konden geen genade vinden in de ogen van zijn broers: zij kochten hem uit en gingen samen verder.
|
|
1. filiaal Van Nelle te Leiden zomer 1926,
gevel aan de Aalmarkt. |
2. schets voor de situering van een fabrieksgebouw met pakhuizen rond een privéhaven op een terrein aan Delfshavensche Schie.
Michiel Brinkman. april 1916 |
De drie zonen van Marius vormden de volgende generatie firmanten: M.A.G. (Dick), de jongste en de zakelijkste, J.J. (Koos), de meest idealistische en C.H. (Kees), de oudste, die begin 1913 als 23-jarige in dienst trad. Hij verenigde in zich de liefde voor schone kunsten, sociale bewogenheid en zakelijk inzicht. Evenals zijn broer Koos was Kees van der Leeuw actief betrokken bij de theosofische wereldorganisatie, de beweging rond Krishnamurti.
De volgelingen van deze wereldleraar leefden in de verwachting van de evolutie naar een nieuw type mens. Hierbij droegen zij als uitverkorenen de zware verantwoordelijkheid voor de groei naar 'het nieuwe'.
Kees van der Leeuw verkeerde als aankomend firmant in een uitstekende positie om mee leiding te geven aan deze groei. Door zijn actieve opstelling als secretaris van de Orde van de Ster in het Oosten en door zijn financiële draagkracht is hij van groot belang geweest voor de theosofische beweging in de jaren twintig. Bij de reorganisatie en de vernieuwing van het familiebedrijf kreeg Kees van der Leeuw de gelegenheid zijn verworven idealen en inzichten in praktijk te brengen.
Reeds in 1914 werd hij belast met de taak een studie te maken van nieuwe
fabrieksterreinen in of rondom Rotterdam. Zijn voorkeur wist hij daarbij op zakelijk verantwoorde wijze voor de firmanten aannemelijk te maken. Niet de Waal- of Maashaven of de Rotterdamsche Schie, maar de Delfshavensche Schie had zijn voorkeur. Van der Leeuw ziet als in een visioen de nieuwe fabriek:
'Een fabriek op een zeer groot terrein, ruim gebouwd, van verschillende kanten zichtbaar en gelegen aan de groote spoorlijn Rotterdam-Amsterdam, zal als reclame meer beteekenen dan eene fabriek met één front van 60 of 80m naar de Oostzeedijk.
Worden daarenboven later nog eens moderne inrichtingen gemaakt, als woningen voor werklieden, sportterreinen, een tuin etc. dan zal ook onze "standing" als fabrikanten eene geheel andere zijn, dan thans het geval is.
Voorbeelden van modern ondernemen in de Verenigde Staten (Ford) en in Tsjechoslowakije (BATA) vertonen opvallende overeenkomsten met deze opzet. Op 20 januari 1916 werd het eerste stuk van het terrein aan de Delfshavensche Schie van de gemeente Rotterdam gekocht. Anderhalf jaar later, op 20 augustus 1917, werd Kees van der Leeuw medefirmant, op voordracht van zijn vader, na tussenkomst van een arbitragecommissie in een geschil met de overige firmanten. De mogelijkheden om zijn vooruitstrevende ideeën te realiseren namen daardoor aanzienlijk toe.
Architect Michiel Brinkman was al vanaf 1914 bij de activiteiten van de firma Van Nelle betrokken. Hij ontwierp plannen voor ingrijpende verbouwingen van de bestaande fabriek in Rotterdam en van depots en filialen. In 1921 maakte hij een ontwerp voor een sigarenfabriek van Van Nelle in Kampen. Zijn architectuur was sober, verwant aan werk van Berlage en De Bazel.
Bij de studie van de terreinkeuze voor de nieuwe fabriek was Brinkman als adviseur betrokken. Ook hij was theosoof en moet Van der Leeuw in die kringen reeds ontmoet hebben.
In 1916 bracht Brinkman advies uit over de mogelijkheden van het bouwrijp maken van het terrein aan de Delfshavensche Schie. Hij maakte indelingsschetsen en stelde de concepten op voor de officiële stukken aan de gemeente. Zijn jarenlange ervaring als taxateur van terreinen en onroerend goed kwam hem hierbij zeer van pas.
Kees van der Leeuw oriënteerde zich in die jaren op de nieuwste ontwikkelingen in de architectuur. Tijdens een reis door de Verenigde Staten bestudeerde hij de moderne industriebouw en de bedrijfsvoering. Hij las publicaties van het Bauhaus, van Walter Gropius, van Le Corbusier, Bruno Taut en ook theoretici zoals Ludwig Hilberseimer of Kasimir Malewitsch. Dit om zich goed te ontwikkelen als opdrachtgever, zoals hij zelf opmerkte.
|
|
3 vogelvluchtperspectief van de ambachtsschool te Groningen.
L.C. van der Vlugt en ir. J.G. Wiebinga, 1922 |
4 vogelvluchtperspectief voor het algemeen plan Van Nelle Delfshavensche Schie, voorontwerp. |
Michiel Brinkman overleed plotseling op 19 februari 1925. Zijn zoon en erfgenaam, J.A. Brinkman, was toen 21 jaar. Hij studeerde Weg- en Waterbouwkunde in Delft.
Van der Leeuw ging op zoek naar een veelbelovende, moderne architect om met het bureau van Brinkman de nieuwe fabriek te ontwerpen. Hij nam contact op met de toen reeds internationaal bekende J.J.P. Oud, toen gemeente-architect van Rotterdam. Zij kwamen niet tot overeenstemming, naar verluidt door de weigering van Van der Leeuw om Oud vooraf de volledige opdracht te verlenen.
De graficus Jongert, die ontwerpen voor Van Nelle maakte, vestigde de aandacht op de jonge architect L.C. van der Vlugt, die in 1922 met ir. J.G. Wiebenga een ambachtsschool/ MTS in Groningen had gebouwd, waarmee zij bekendheid hadden gekregen.
Van der Vlugt, die bereid was de voorwaarden van Van der Leeuw te accepteren, kwam in mei 1925 als compagnon op het bureau van Brinkman. De werkwijze werd gereorganiseerd, een nieuwe taakverdeling ingevoerd. Hij bracht D.J. van Wijk mee, die hem al enige jaren als tekenaar en opzichter terzijde had gestaan. De jonge A.J. van der Linden, door Michiel Brinkman gedegen opgeleid als tekenaar, calculator en bestekkenschrijver, kreeg de algehele leiding over de projecten binnen het nieuwe bureau J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. Al voor de dood van zijn vader was Jan Brinkman betrokken bij de technische voorbereidingen van het ontwerp en de bouw van het Van Nelle-complex. Als student deed hij reeds praktijkervaring op. De terreinverhogingen en de fundering op betonpalen besprak hij bijvoorbeeld met prof. Nelemans van de TH Delft. Brinkman verrichtte ook later technische onderzoekjes. Daarnaast voerde hij besprekingen met opdrachtgevers en nam hij als compagnon een deel van de correspondentie van het bureau voor zijn rekening.
Van der Vlugt was echter na de reorganisatie kennelijk niet tevreden met de bezetting van het bureau, die een onvoldoende garantie bood voor het realiseren van zijn aspiraties op het gebied van de moderne architectuur. Het moet zijn initiatief zijn geweest Mart Stam als medewerker aan te trekken, die in 1925 reeds bekendheid had verworven door enkele radicale artikelen over moderne architectuur. Bovendien waren verschillende prijsvraag- en studioprojecten van hem gepubliceerd, studies onder meer als commentaar op projecten van Mies van der Rohe en El Lissitzky. Zij getuigden van zijn opvatting dat de opkomst van moderne architectuur een gemeenschappelijke zaak is van vooruitstrevende architecten.
In Mart Stam vond Van der Vlugt een medewerker, die paste bij zijn manier van werken: het schetsmatig opzetten van ontwerpideeën, die door begaafde medewerkers werden uitgewerkt.
Hiervoor moest hij kunnen rekenen op het begrip en de kwaliteiten van die medewerkers. Daarnaast bleef een grote betrokkenheid van hemzelf bij de groei van het ontwerp noodzakelijk om een eigen en samenhangende architectuur te bereiken. Eerder had Van der Vlugt zelf als medewerker op een groot bureau ervaren hoe een gebrek aan betrekkenheid van de verantwoordelijke architect bij de groei van ontworpen leidt tot verschillende architectuur onder één naam en tot een gevoel van miskenning bij de eigenlijke ontwerpers.
|
|
5 niet gerealiseerd ontwerp voor de centrale drukkerij en pakkerij langs de Schie. Zicht van onder de luchtbrug tussen kantoor en fabriek. |
6 projectie van het algemeen plan voor Van Nelle. Extreme versie met universele fabrieksgebouwen, kantoor en magazijnen |
Rond de belangrijkste schepping van het architectenbureau J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt is verwarring ontstaan over het auteurschap, veroorzaakt door de organisatie en de werkwijze binnen het jonge architectenbureau. De mening van Mart Stam daarover is verwoord in een brief, die hij aan architect J.B. Bakema schreef:
'lk werkte op het bureau van Brinkman en Van der Vlugt als ontwerpend tekenaar en maakte de ontwerpen voor: de fabriek Van Nelle een hoekpand Van Nelle (in Leiden - of is het in Delft?) een bankfiliaal aan de Mathenesserlaan het gebouw van de Theosofen (Tolstraat Amsterdam) een woonhuis aan de Plas - voor Kees v.d. Leeuw.'
En verder: Daar Van der Vlugt de verantwoordelijke man was en daar de besprekingen met opdrachtgevers ook steeds door hem werden gevoerd, heb ik mij nooit als architect van deze projecten naar voren geschoven.'
Was hier sprake van een bescheiden opstelling van de eigenlijke architect van het complex? De woorden van Stam zijn dikwijls zo opgevat. Zijn ogenschijnlijk heldere uitspraak zorgde voor de nodige (of onnodige) onduidelijkheid over dit onderwerp.
Zeker is dat Van der Vlugt de onvrede van zijn talentvolle medewerker, die zich miskend voelde, niet heeft weten te voorkomen. En dat terwijl hij deze onvrede zo goed kende uit eigen ervaring.
Het weerwoord van Van der Leeuw op de suggestie dat Mart Stam de architect van Van Nelle zou zijn, luidde:
'Natuurlijk hebben vele tekenaars en opzichter-tekenaars op Bureau Brinkman Van der Vlugt meegewerkt bij tekenen en detailleren; met enkele hiervan (Van der Linden en Van Wijk) hadden wij in de bouwvergaderingen geregeld contact, anderen, zoals bijvoorbeeld Stam leerde ik pas kennen nadat Van Nelle, woonhuis etcetera reeds lang in gebruik waren.'
Om tot een juist oordeel te komen is het goed de taakverdeling binnen het bureau te bezien. De ontwerpen voor Van Nelle en voor de technische uitwerking daarvan werden opgezet door Van der Vlugt, in overleg met Van der Leeuw. Aan het uitwerken van de ontwerpen voor de tabaks-, koffie- en theefabriek, voor het ketelhuis en voor het kantoorgebouw werkte Mart Stam, aan die voor de centrale expeditie, de luchtbruggen en de bedrijven ir. J.H. Kammer.
De bouwkundige detaillering stond onder leiding van Van Wijk, die samen met hulp-opzichter-tekenaars in de bouwkeet honderden detailbladen tekende.
Van der Linden was de belangrijke organisator en bewaker van de kosten en de kwaliteit van het project. Zijn ervaring en zijn kennis van de bouwmethodiek en de uitwerkingspraktijk ondersteunden in belangrijke mate de realisering van de werken van Van der Vlugt. Mart Stam blijft, tegen deze achtergrond, als medewerkend architect en inspirerend radicaal theoreticus met zijn naam verbonden aan Van Nelle. De extreme versie van het algemeen plan, zoals dit onder zijn invloed is getekend, heeft vooral een stempel gedrukt op het eerste gedeelte van het project, de tabaksfabriek. Stam tekende hiervoor een perspectieftekening, die grote bekendheid verwierf. De uitwerking van vele gedeelten van het project waren minder rigide. Mart Stam heeft dit als geen aantasting van de essentie van het plan ervaren.
Hoe het ook zij, de Van Nelle-fabrieken tonen de wezenskenmerken van de architectuur van Van der Vlugt: een verfijnde architectonische en bouwkundige detaillering en een vrije, elegante uitwerking van een radicaal concept. Deze kenmerken komen ook naar voren in zijn latere werken. Maar de hooggespannen wensen en idealen op het gebied van moderne architectuur en bedrijfsvoering van opdrachtgever Kees van der Leeuw, die aan de Van Nelle-fabrieken bijzondere inhoud gaven, zou hij nergens meer tegenkomen.
Vele talenten werden, door een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden, in dit werk gelijk gericht en gebundeld. Dit leidde tot het beroemde resultaat.
Velen waren in de jaren twintig van deze eeuw op zoek naar de realisering van hooggestemde idealen. Dit resulteerde in het geval van de Van Nelle-fabrieken tot een zeldzame verwezenlijking van uitzonderlijke ideeën, die in het streven naar 'het nieuwe' boven kwamen.
|
|
7 perspectieftekening van het ontwerp voor de tabaksfabriek, najaar 1926, tekening toegeschreven aan Mart Stam. |
8 het monteren van de stalen puien tegen een ruwe betonskelet van de tabaksfabriek. |
Voor het Nederlande Instituut voor Efficiency hield Kees van der Leeuw in november 1930 een lezing, met als titel: 'Bouw eener nieuwe fabriek; factoren bij de keuze van terreinen en fabriekstype.' Het is een beknopt verslag van zijn ervaringen als opdrachtgever. Zijn conclusies zijn interessant:
- 'Het uiterlijk ener fabriek dient voort te komen uit de eischen aan het inwendige gesteld.
- Bij het ontwerpen dient aan het menschelijke element minstens dezelfde aandacht te worden geschonken als aan het mechanische.
- Extra kosten aan afwerking besteed kunnen, zonder een onmiddellijk aanwijsbaar voordeel aan te toonen, toch verantwoord zijn.'
In de eerste conclusie klinkt een der belangrijkste kenmerken van moderne architectuur na de eeuwwisseling door.
Baanbrekende architecten in de jaren twintig, zoals Le Corbusier en Walter Gropius hadden dit streven (aangeduid met: 'Form follows function') hoog in hun vaandel geschreven, als tegenhanger van de vele soorten irrationele vormwil die rond de eeuwwisseling in de mode waren.
Bij Van Nelle ging men zeer rationeel te werk. Eind 1924, begin 1925, werd een programma voor de nieuwe fabriek opgesteld, waarmee een algemeen plan kon worden ontworpen. Het werd niet tot in alle details uitgewerkt. Dit programma werd vertaald in een ruimtelijk schema, dat de grondslag is van het algemeen plan. Dit schema toont een rechthoekig hoofdgebouw met acht verdiepingen, onderverdeeld in drie fabrieken; tabak, koffie en thee.
Langs een van de lange zijden ligt een fabrieksstraat. Aan de Schie staan vier torenpakhuizen, met daartussen magazijnen en expeditieruimten. Een kantoor en een garagegebouw zijn gesitueerd aan de kopzijden van het hoofdgebouw. De terreinen achter de fabriek zijn bestemd voor sportbeoefening. In dit schema zijn de gerealiseerde gebouwen in hoofdlijnen terug te vinden.
De fabriek, zoals die in de jaren 1925 tot en met 1931 is gebouwd, is slechts een fragment van het algemeen plan. Die delen die men direct nodig had, werden uitgevoerd, de rest is uitbreidingscapaciteit. Alle uitgevoerde delen zijn steeds zo verzorgd en afgerond ontworpen dat het geheel er zeker niet fragmentarisch uitziet. Dit gebouw is daarmee een toonbeeld van 'open planning' geworden, in zekere zin een symbool voor een 'open samenleving' zoals Jaap Bakema het later uitdrukte.
Vooral de rationele argumenten worden genoemd bij de uitwerking van de plannen. Voor de constructie koos men gewapend beton om een snelle bouw mogelijk te maken en vanwege de brandwerendheid. Door het skelet van paddestoelvormige kolommen en uitkragende, balkloze vloeren te maken werd een zo laag mogelijke verdiepingshoogte en maximale lichttoetreding verkregen. Men koos voor geschopeerde stalen puien om het geringe gewicht, de optimale lichttoetreding en de lage onderhoudskosten (sic!). De maten van de produktieruimten en de kolomafstand waren afgestemd op de meest voorkomende afmetingen van machines. In een vroeg stadium stond al vast dat er voor de koffiebranderij een extra hoge ruimte nodig zou zijn. In alle voorontwerpen is een dubbelhoge produktieruimte te herkennen, behalve in de radicale versie van het algemeen plan. Voor het verkrijgen van een zo groot mogelijke vrije indeelbaarheid werden in alle kolommen kanaalijzers meegestort om wanden, machines en leidingen te kunnen bevestigen, Door de hele fabriek werden op regelmatige afstanden van elkaar bevestigingspunten voor leidingen en transporteurs opgenomen. De inrichting, met name het interne transport, kon daardoor zonder complicaties worden gewijzigd, als het produktieproces dit noodzakelijk maakte.
Het gebouw werd voor een belangrijk deel mede bepaald door het verkeer van mensen en het transport van grondstoffen, energie en goederen, Er waren oorspronkelijk aparte ingangen voor mannen en vrouwen, in verband met het feit dat men alleen door de kleed- en wasruimten de produktievloer kon bereiken. Alle trappenhuizen zijn duidelijk verschillend. Tezamen vormen zij een gebouwd experiment voor een vloeiende geleiding van grote stromen mensen.
Vanuit het kantoorgebouw kan men via een luchtbrug het eerste trappenhuis bereiken, waarna een wenteltrap naar een half verdiept gelegen gang leidt, die langs de fabrieken loopt. Deze snelle verbinding tussen de monsterkamer van de directie en de produktievloeren, maakt de noodzakelijke continue kwaliteitscontrole mogelijk. Langs deze 'keurmeestersgang' ligt de leidingstraat, die vanuit het ketelhuis en de centrale schakelkamer het gehele complex van energie voorziet. Het produktieproces tenslotte is zodanig in het gebouw ondergebracht dat de ruwe grondstoffen via transportschachten boven in het gebouw worden gebracht en vervolgens na elke bewerking een of meerdere verdiepingen zakken om uiteindelijk te worden gewogen en verpakt. Tenslotte bereiken de dozen met verschillende artikelen op de transporteurs via de luchtbruggen het expeditiegebouw langs het kanaal.
|
|
9 werktekening voor de tabaksfabriek; de aansluiting van de stalen puien op het betonskelet en details van de stalen ramen. |
10 werktekening voor de tabaksfabriek;
leuning op de trap naar de tearoom. |
Naast alle rationele overwegingen werd het ideaalbeeld niet vergeten. Doel was het scheppen van een heilzame werkomgeving voor de mensen, die daar het grootste deel van hun leven zouden moeten doorbrengen. Veel aandacht is besteed aan de goede en gezonde werkomstandigheden. Dit blijkt al uit de hoofdopzet van de fabrieken, waarbij licht- en luchttoetredingen en de situering van de sanitaire ruimten bepalend zijn. Ook is er een trillings-absorberende dekvloer toegepast en zijn de machines op kurk geplaatst. Zonwering, ventilatie, bijverlichting en luchtbevochtiging werden waar nodig aangebracht. Van der Leeuw maakte studies van de houding van het lichaam tijdens het werk en koos op grond daarvan nieuw meubilair en nieuwe machinerie.
In de fabrieksruimten werden, waar mogelijk, plantenbakken aan de kolommen opgehangen, het tegelwerk werd in frisse, lichte tinten uitgevoerd, Rondom de fabriek werden sportvelden met kantines en tuinen aangelegd.
In oktober 1932 kwam voor Kees van der Leeuw een einde aan het experiment. Hij vestigde zich in Wenen om psychiatrie te gaan studeren. Van invloed op dit besluit was ongetwijfeld de verklaring van Krishnamurti niet langer de rol van wereldleraar te willen vervullen.
De economische en maatschappelijke omstandigheden in de wereld verslechterden aanzienlijk in deze periode. De omzet van Van Nelle kelderde, evenals de winst. Er was geen financiële ruimte en geen toekomstperspectief meer om verder te bouwen aan het complex.
In de loop der tijd veranderden samenleving en bedrijfsvoering.
Het Van Nelle-complex werd uitgebreid en gewijzigd vanuit andere opvattingen dan de oorspronkelijke. De opzet van het algemeen plan van 1925 werd verlaten.
De torenpakhuizen zijn nooit gerealiseerd. Daarvoor in de plaats bouwden Brinkman en Van den Broek in 1942 een golvende rij loodsen langs de Schie. De kerverij en de sportvelden achter de fabriek moesten in later tijden plaats maken voor een uitgestrekt, massief expeditiecentrum en de tabaks-verwerking, waar oorspronkelijk het tweede fabrieksgebouw was gepland. De transporteurs in de fabriek zijn weg en de luchtbruggen, bedoeld als tijdelijke voorzieningen, zijn nu functieloze monumenten geworden. Een periode van vernieuwing van de bouwkundige staat van Van Nelle is nu aangebroken. Dit betekent niet de restauratie van een oude glorie. Hoe een en ander met een hedendaagse bedrijfsvoering gecombineerd kan worden, is een open vraag.
Na zestig jaar rest een gebouwencomplex, dat nog steeds iets uitstraalt van de ideeën waarmee het destijds is opgezet.
Rotterdam, september 1985, ir Joris Molenaar
|
11 zicht op het fabriekscomplex vanuit de lucht in 1931. (KLM aerocarto) |
|
tekening met verwijzing naar bovenstaande foto |
Literatuur Van Nelle's Fabrieken (chronologisch)
Theosofische vereeniging en Ster-orde.
Handelsblad, avondeditie, 4 juli 1927.
Bij het fabrieksgebouw - Van Nelle, ir. A.J. van der Steur in Bouwkundig Weekblad Architectura 50 (1929) no. 13, 30 maart.
Over de gebouwen van de firma Van Nelle,
ir. H.T. Zwiers in Wendingen 11 (1930) no. 2 (themanummer).
Bouw eener nieuwe fabriek,
factoren bij de keuze van terreinen en fabriekstype,
C.H. van der Leeuw, Nederlandsch Instituut voor Efficiency november 1930.
L.C. van der Vlugt + 25 april 1936,
De 8 en Opbouw 1936 no. l0, 16 mei bijdragen van ir. J.A. Brinkman, J.J.P. Oud, Mart Stam, K.L. Sijmons, dr. ir. J.T.P. Bijhouwer, ir. H. Kammer, W. van Gelderen.
L.C. van der Vlugt, Jacob B. Bakema, Amsterdam 1968.
Mart Stam overzicht van zijn werk,
Bouwkundig Weekblad 87, 1969 no. 25.
De Van Nelle fabriek te Rotterdam,
N. Luning Prak in K.N.O.B. bulletin anno 69, 1970, p. 123-135.
Fotografie in Nederland 1920-1940,
tentoonstellingscatalogus Haags Gemeentemuseum. 's-Gravenhage 1979.
Twee eeuwen met de Weduwe, geschiedenis van de Erven de Wed. J. van Nelle N.V., 1782-1982, H.F.W. Bantje, Rotterdam 1981.
De Ster van het Oosten wil nog steeds geen leider zijn,
Sietse van der Hoek in De Volkskrant, zaterdag 19 september 1981.
Van der Vlugt, architect 1894-1936,
Jeroen Geurst/Joris Molenaar, tentoonstellingscatalogus, Delft 1983.
Het waarom van Mart Stam,
G. Oorthuys in Forum 1983, no. 1-2, pag. 36 en verder.
Het gat in de Aalmarkt, J.F. Heybroek in Leids Jaarboekje 1984, p. 104-115.
Chronologie Van Nelle's fabrieken in Rotterdam-Overschie
1782 |
Johannes van Nelle en zijn echtgenote Henrica Brand vestigen zich te Rotterdam in een pand aan de Leuvehaven. |
1811 |
op 13 november overlijdt Johannes van Nelle. De handel in koffie, thee en tabak wordt door de weduwe voortgezet. |
1813 |
op 27 december overlijdt Henrica van Nelle-Brand. De zaak wordt door de erfgenamen als De Erven de Wed. J. van Nelle voortgezet. |
1837 |
De Erven de Wed. J. van Nelle fuseert met de firma van J.J. en H. van der Leeuw. |
1881 |
de zonen van J.J. van der Leeuw, Hendrik Johannes, Jacobus Johannes en Marius Adrianus Gabriel nemen de zaak van hun vader over. |
1905 |
Hendrik verlaat op aandrang van zijn beide jongere broers de firma in verband met zijn utopischer ideeën. |
1906 |
De Erven de Wed. J. van Nelle viert haar eeuwfeest |
1913 |
C.H. van der Leeuw ( Kees), oudste zoon van Marius, komt te werken op het kantoor van de firma Van Nelle. |
1914 |
Kees van der Leeuw maakt een studie naar terreinen voor een nieuw te bouwen fabriek, in overleg met architect Michiel Brinkman. |
1915 |
in december verschijnt het verslag van Kees van der Leeuw over mogelijke bouwlokaties, vergezeld van een schets van Michiel Brinkman. |
1916 |
op 20 januari koopt de firma Van Nelle het eerste gedeelte van wat later het nieuwe fabrieksterrein aan de Delfshavensche Schie zou worden. |
1917 |
op 20 augustus wordt C.H. van der Leeuw firmant van Van Nelle. |
1919 |
De Erven de Wed. J. van Nelle boekt voor het eerst een netto winst van meer dan een miljoen gulden. |
1920 |
in januari brengt Michiel Brinkman rapport uit over het terrein aan de Delfshavensche Schie. |
1923 |
in december maakt Michiel Brinkman een studie van gebruiksmogelijkheden van het terrein dat Van Nelle op dat moment in haar bezit heeft. |
1924 |
in het najaar besluiten de firmanten tot de bouw van een nieuwe fabriek volgens een groot opgezet totaalplan dat in etappes zal worden uitgevoerd. Michiel Brinkman wordt uitgenodigd om een ontwerp te maken. |
1925 |
in januari is J.A. Brinkman, de zoon, betrokken bij de voorbereiding van de terreinophoging.
op 19 februari overlijdt Michiel Brinkman onverwachts.
C.H. van der Leeuw verzoekt architect L.C. van der Vlugt om een ontwerp voor de nieuwe fabriek te maken.
op 1 mei associeert Van der Vlugt met J.A. Brinkman en samen leiden zij het architectenbureau Brinkman en Van der Vlugt |
aug. 1926 |
berekening van de constructie van de tabaksfabriek in samenwerking met ir. J.G. Wiebenga. |
10 aug. 1926 |
begin met de uitvoering van filiaal Van Nelle Leiden. |
23 aug. 1926 |
eerste paal voor de tabaksfabriek. |
8 okt. 1926 |
het eerste beton voor de tabaksfabriek wordt feestelijk gestort. |
feb. 1927 |
filiaal Van Nelle Leiden komt gereed |
10 okt. 1927 |
begin bouw tearoom. |
2 nov. 1927 |
eerste paal voor het ketelhuis. |
5 mrt. 1928 |
eerste paal voor de koffie- en theefabriek. |
25 apr. 1928 |
eerste paal voor het kantoorgebouw. |
16 juli 1928 |
eerste paal voor de uitbreiding van het ketelhuis. |
22 aug.1928 |
eerste paal voor de 'bedrijven' |
16 nov. 1928 |
eerste paal voor de hoofdwacht, rijwielberging en terreiningangen. |
7 dec. 1928 |
eerste paal voor het schaftlokaal. |
15 jan. 1929 |
de tabaksfabriek wordt in gebruik genomen. |
apr. 1929 |
de tabaksfabriek is gereed. |
27 juli 1929 |
het ketelhuis + uitbreiding zijn gereed. |
juli 1929 |
het kantoorgebouw wordt betrokken. |
3 aug. 1929 |
Krishnamurti wijst zijn wereldleiderschap af en ontbindt de Orde van de Ster in het Oosten. |
8 okt. 1929 |
eerste paal voor de centrale expeditie |
24 okt. 1929 |
zwarte donderdag, beurscrisis op Wallstreet New York. |
apr. 1930 |
het kantoorgebouw is gereed en ingericht. |
juni 1930 |
de 'bedrijven' zijn gereed. |
aug. 1930 |
de luchtbruggen tussen de fabriek en de centrale expeditie worden gemonteerd. |
dec. 1930 |
de koffie- en theefabriek wordt in gebruik genomen. |
mrt. 1931 |
de centrale expeditie is gereed. |
okt. 1932 |
C.H. van der Leeuw vertrekt naar Wenen om psychiatrie te studeren |
|
|
12 zicht van onder het kantoorgebouw naar de fabriek 1931. |
13 ketelhuis |
|
|
14 impressie van het mannentrappenhuis |
15 Van Nelle 's nachts , gezien van de overzijde van de Schie. |
|
|
16 fabrieksstraat met luchtbruggen 's nachts |
17 interieur van de tabaksfabriek in gebruik |
|
|
18 interieur ketelhuis |
19 kantoorhal |
|
|
20 vrouwentrappenhuis |
21 zicht vanuit het vrouwentrappenhuis langs de fabriek. |
|
|
22 privé-vergaderkamer |
23 trap in het kantoorgebouw |
|
|
24 ruwbouw van de tabaksfabriek, voorjaar 1927 |
25 de tabaksfabriek winddicht, herfst 1927 |
|
|
26 zicht op Van Nelle vanaf de spoorbaan,
voorjaar 1929 |
27 zicht op Van Nelle vanaf het schaftlokaal, voorjaar 1929 |
|
|
28 de tabaksfabriek tijdens de afbouw, zomer 1928. De tearoom werdt tijdens de bouw ontworpen op verzoek van Kees van der Leeuw, herfst 1927 |
29 fabriek gezien onder langs het kantoor. |
|
|
30 achterzijde van het kantoor |
31 wasruimte |
|
|
32 luchtbrug, vrouwentrappenhuis en was- en kleed-ruimtes. |
33 interieur vrouwentrappenhuis |
|
|
34 kruisende verkeersstromen van kantoor en fabriek |
35 kantoor gezien vanuit de fabrieksstraat |
|
|
36 'Architectuur 1928' (fotocompositie Kamman, tentoonstelling Film und Foto, Stuttgart, 1929). |
extra foto van tearoom |
Verantwoording
Dit boekje is een gids voor de architectuur van de Van Nelle-fabrieken te Rotterdam-Overschie. Het bestrijkt de periode 1914 -1931, waarin C.H. van der Leeuw met het architectenbureau J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt de fabriek bouwt.
De foto's zijn tijdens de bouw en vlak daarna gemaakt door J. Kamman en E.M. van Ojen.
Brinkman en Van der Vlugt wachtten bewust met publikaties over de fabriek tot de bouw al ver gevorderd was. In het Bouwkundig Weekblad verscheen in het voorjaar van 1929 het eerste artikel. In Wendingen (1931) werd een indrukwekkende foto-documentatie opgenomen van Van Ojen, die gespecialiseerd was in industriële- en architectuurfotografie. Zijn foto's zijn zakelijk, technisch van hoge kwaliteit. Van Ojen maakte enkele malen een reportage van Van Nelle, tijdens de bouw en na de ingebruikneming. Het werk van Jan Kamman, zoon van een fotograaf, was anders geaard. Hij was kunstschilder en verkeerde in kringen van moderne kunstenaars. Hij had grote interesse voor de mogelijkheden van fotografie als zelfstandige kunstuiting en was een van de eersten in Nederland die lezingen hield over moderne fotografie. Hij nam op uitnodiging deel aan de expositie Film und Foto in Stuttgart (1929), onder meer met een dubbeldruk in negatief van het filiaal van Van Nelle in Leiden en de tabaksfabriek in Rotterdam in aanbouw. Deze foto werd opgenomen in de belangrijke publikatie Foto-Auge in 1929. In datzelfde jaar schreef hij: 'De moderne fotograaf laat zien: de schoonheid van het kristal en de gloeilamp, van een bloem en van de machine.'
Zijn reportage van Van Nelle legt daar getuigenis van af.
De samensteller van dit geschrift heeft gebruik gemaakt van het Historisch Archief De Erven de Wed. J. van Nelle bv en het archief van de Architectengemeenschap Van den Broek en Bakema, beide te Rotterdam.
Met dank aan mevrouw D. Kamman-Isaacs te Woudrichem en de heer Ton van Lint, archivaris bij Van Nelle te Rotterdam.
Colofon
Van het originele boekje (februari 1985):
© tekst: ir. J.J.H.M. Molenaar
vormgeving: Toine Post, Ankeveen,
produktie: Drukkerij Van Rossum bv Utrecht
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door de steun van het
Prins Bernard Fonds
Herkomst illustraties:
Historisch archief De Erven de Wed. J. van Nelle bv, Rotterdam
Het archief van de Architectengemeenschap Van den Broek en Bakema
Afbeelding 3, Ned. Dokumentatiecentrum voor de Bouwkunst, Amsterdam
© foto's: E.M. van Ojen, nrs. 8, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 23, 33
J. Kamman, nrs. 14, 19, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 36
KLM, nr 11
Fotograaf nr 17 onbekend.
© tekeningen: Architectengemeenschap Van den Broek en Bakema
Omslagfoto: Panorama sportterreinzijde (fotograaf onbekend)
Van deze digitale pagina:
Informatie over Evert van Ojen en Jan Kamman:
(bron: Het Nederlands Fotomuseum)
Evert Marinus van Ojen,
(in Tiel geboren 1886-1964 in Den Haag overleden)
Met zijn wortels in het picturalisme werd hij vooral bekend als een veelzijdige, maar gematigd moderne fotograaf. De geboren Tielenaar vestigde zich in 1913 in Den Haag, waar hij van 1919 tot 1921 als jongste bediende werkzaam was in de zaak van Henri Berssenbrugge. Waarschijnlijk begon hij rond 1922-1923 een eigen bedrijf in deze stad waar hij enige tijd samenwerkte met W. Coret en Jan W.H. Stokvis. De eveneens Haagse fotograaf Menno Huizinga was tot 1929 bij hem in de leer.
Van Ojen was lid van de Haagse afdeling van de Nederlandse Fotografen Patroons Vereeniging (NFPV) en medeoprichter van de Haagse fotokring 'De Zoeker', die het gebruik van artistieke procédés propageerde. Ondanks zijn lidmaatschap van deze verenigingen van traditionele signatuur, ontwikkelde hij zich snel tot 'de illustrator' van de moderne Nederlandse architectuur.
Vanuit zijn vestiging aan de Piet Heinstraat 84a richtte hij zich op architectuur- en technische opnamen. Hij werkte voor de Dienst Stadsontwikkeling en kon al snel een aantal architecten tot zijn vaste klanten rekenen, van traditionele bouwers als A.J. Kropholler tot de vernieuwende J.J.P. Oud. Vanaf 1917 zette J.J.P. Oud de architectuurfoto’s van Van Ojen in om zijn werk in binnen en buitenland bekendheid te geven. Een van de hoogtepunten uit zijn oeuvre wordt gevormd door de opnamen van de Van Nelle fabriek.
Johan Willem Hendrik Kamman
(geboren in Schiedam 1898-1983 overleden in Gorinchem)
Kamman was pleitbezorger van de Nieuwe Fotografie en speelde een grote rol in de verspreiding ervan in Nederland. Hij was opgeleid tot kunstschilder maar vestigde zich in 1925 als fotograaf in Schiedam, waar ook zijn vader beroepsfotograaf was geweest.
Kamman jr. specialiseerde zich in reclame- en architectuurfotografie, die hij in opdracht van Rotterdamse bedrijven zoals Gispen maakte en experimenteerde met nieuwe technieken en materialen.
In 1927 publiceerde hij in de tijdschriften Bedrijfsfotografie en Focus over fotogrammen, twee jaar later verscheen ‘Moderne Fotografie’ in het tijdschrift Lux-De Camera. Vanaf 1930 was hij docent aan de Academie van Beeldende Kunst in Rotterdam. Jan Kamman nam met Paul Schuitema, Gerrit Kiljan en Piet Zwart deel aan de tentoonstelling ‘Film und Foto’ van 1929 te Stuttgart.
Veel van zijn werk is tijdens het bombardement van Rotterdam in 1940 verloren gegaan. Tijdens en na de oorlog fotografeerde hij nog wel in opdracht, daarna vestigde hij zich als kunstschilder.
DezeTekstIsVanLeoHooijmansGalileoNoordwijkFacilitaireInformatieOnline
|
|
|
Bezoekers keken naar de volgende links in ons kennisplatform:
|
facilitaire-informatie-online.nl ©
ingevoerd op 3 maart 2011
het laatst gewijzigd op
6-01-2020
voorwaarden voor gebruik/bezoek van deze website: klik hier....
(de kleine lettertjes, maar dan iets groter)
|
|
|